Een bijactiviteit in een sportclub? Dit worden nu de regels

Door een beslissing van het grondwettelijk hof was het vanaf 1 januari 2021 niet meer mogelijk om onbelast bij te verdienen. Intussen werd evenwel een wet gestemd die dit in zekere mate opnieuw mogelijk maakt voor verenigingswerk in een sportclub.

Eerder wezen we er al op dat het vanaf 1 januari 2021 niet meer zomaar mogelijk is om onbelast wat bij te verdienen (meer daarover lees je hier). Een nieuwe wet maakt het voor mensen die bijvoorbeeld als trainer in een sportclub actief zijn toch mogelijk om een vergoeding te krijgen die minder wordt belast dan je ‘normaal’ loon.

Voor wie?

De nieuwe wet is onder meer van toepassing op een animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekt, op een sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger, enzovoort. Ook wie bijvoorbeeld hulp en ondersteuning biedt op occasionele of kleinschalige basis op het vlak van het administratief beheer, het bestuur, het ordenen van archieven of het opnemen van een logistieke verantwoordelijkheid bij activiteiten in de sportsector komt in aanmerking. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de verstrekker van opleidingen, lezingen en presentaties in de sportsector.

Wat zegt de wet?

De wet wordt ingevoerd voor een jaar vanaf 1 januari 2021 en voert een apart statuut in tussen het vrijwilligersstatuut en de professionele arbeid. De inkomsten worden niet langer volledig vrijgesteld van belastingen. Er moet een sociale bijdrage van 10% op de inkomsten betaald worden door de organisatie en 10 % belastingen door de verenigingswerker. De wet voorziet daarnaast bijvoorbeeld ook regels met betrekking tot het werkrooster en rustpauzes. De wet bepaalt verder dat er maximaal 50 uren verenigingswerk per maand mogen worden gepresteerd, gemiddeld en te respecteren per kwartaal. Verder wordt er een minimumvergoeding ingevoerd, zijn er regels rond de aansprakelijkheid van de verenigingswerker, enzovoort.

Opzeg geven

De overeenkomst kan worden aangegaan voor een duur van maximaal een jaar. Bovendien voorziet de wet dat elke partij de overeenkomst kan beëindigen door een opzeg te geven. Die moet gebeuren via een aangetekende brief, een gerechtsdeurwaardersexploot, hetzij door afgifte van een geschrift waarbij de handtekening van de andere partij op het duplicaat van dit geschrift geldt als bericht van ontvangst van de kennisgeving. De opzeggingstermijn wordt vastgesteld op ten minste zeven kalenderdagen indien de overeenkomst is gesloten voor een duur van minder dan zes maanden en ten minste veertien kalenderdagen indien de overeenkomst inzake verenigingswerk is gesloten voor een duur van zes maanden tot één jaar. Ook een ontslag om een dringende reden is mogelijk.

Jan Roodhooft, advocaat