Drie vragen over het ongrondwettelijk verklaren van de ‘cash for car’ regeling

De wettelijke regels rond de mobiliteitsvergoeding (cash for car regeling) werden vorige week ongrondwettelijk verklaard door het Grondwettelijk Hof. Maar wat moet je daar precies over weten?

Waarover gaat het?

De wettelijke spelregels rond de mobiliteitsvergoeding maakten het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om je bedrijfswagen in te ruilen voor een som geld die je vrij kan besteden. Die som geld werd dan ook nog eens fiscaal gunstig behandeld. Je moest er minder belastingen op betalen dan op een gewoon loon.

Alleen werkgevers die al minstens drie jaar bedrijfswagens aanbieden konden deze regeling invoeren. Bovendien konden enkel werknemers die in de voorbije drie jaar minstens twaalf maanden ononderbroken over een bedrijfswagen beschikten ervoor kiezen.

Waarom werd de regel ongrondwettelijk verklaard?

Het Grondwettelijk Hof was van oordeel dat de wettelijke regeling discriminerend was. Hierbij werd er onder andere op gewezen dat de vergoeding die in de plaats van de wagen kwam gunstiger werd belast dan ‘gewoon’ loon, waardoor een discriminatie ontstaat met werknemers die geen bedrijfswagen hebben. Verder meende het Grondwettelijk Hof dat er geen garantie was dat het doel van de wet bereikt werd (minder wagens). De kans bestaat namelijk dat wie voor de regeling kiest uiteindelijk zelf een wagen koopt (die mogelijk zelfs nog vervuilender is dan de bedrijfswagen).

Wat zijn de gevolgen?

Het Grondwettelijk Hof vernietigde de wet niet retroactief. De wet blijft bestaan tot 31.12.2020 of tot de wetgever een andere wet uitwerkt (als dat vroeger gebeurt).

Dat betekent dan ook dat je als werknemer (tenzij er eerder een andere wet komt) nog dit jaar van het systeem kan genieten. Als er geen nieuwe wet komt, zal de vergoeding die je ontvangt vanaf 1 januari 2021 belast worden als gewoon loon en geniet je dus niet meer van de gunstige fiscale behandeling.

Jan Roodhooft, advocaat