Telt ‘zwart’ geld mee voor het berekenen van een opzegvergoeding?

Sommige werkgevers betalen hun werknemers wel eens voor een deeltje ‘in het zwart’. Maar wat gebeurt er als zo’n werknemer later ontslagen wordt en gerechtigd is op een opzegvergoeding. Moet dat zwart geld dan meegeteld worden bij de bepaling daarvan. Het Hof van Cassatie gaf op die vraag een antwoord.

Wat was er gebeurd?

Een werknemer werd ontslagen door zijn werkgever. Hij vorderde een aanvullende opzegvergoeding. Volgens hem had hij een hogere anciënniteit dan diegene die de werkgever in aanmerking nam. Bovendien had hij van zijn werkgever een betaling ‘in het zwart’ gekregen die volgens hem moest worden meegeteld. De werkgever betwistte dat en meende dat de zwarte verloning sowieso niet mocht worden meegeteld bij de bepaling van de opzegvergoeding.

Wat besliste de rechter?

De zaak kwam uiteindelijk zelfs tot voor het Hof van Cassatie. Daar beweerde de werkgever dat het rechtsbeginsel ‘bedrog vernietigt alles’ zich ertegen verzette dat de werknemer het ‘zwarte’ loon meetelde voor de bepaling van de opzegvergoeding.

Het Hof van Cassatie gaf de werknemer echter gelijk. Volgens het Hof van Cassatie verbiedt dit beginsel niet dat degene die een bedrag ontvangen heeft dat aan de fiscale en sociale administraties niet als loon werd aangegeven, tegen diegene die hem dat bedrag betaald heeft, aanvoert dat het een loon betreft ontvangen als tegenprestatie voor de in uitvoering van een arbeidsovereenkomst verrichte arbeid.

Wat te onthouden?

Bij het vaststellen van een opzegvergoeding moet niet alleen het officiële loon in aanmerking worden genomen. Ook de voordelen die de werknemer ontving (zoals maaltijdcheques enz.) mogen voor de bepaling in rekening worden gebracht. Hetzelfde geldt volgens dit arrest voor het zwarte loon dat de werknemer eventueel ontvangt. Als werknemer zal je dan wel moeten kunnen bewijzen hoeveel je precies ‘in het zwart’ kreeg. Op dat vlak durft het schoentje wel eens te wringen.

Jan Roodhooft

Hof van Cassatie, 15 februari 2016, www.juridat.be